woensdag 28 september 2022

Niemand is boven zichzelf verheven, ook niet boven zijn eenvoudige gedachten, evenmin boven alledaagse onderwerpen en angsten

citaat van w.f. hermans in "Door gevaarlijke gekken omringd"   


Bob den Uyl: 

Het verblijf in kleine afgesloten ruimten, al dan niet volgepakt met mensen, dient door mij vermeden te worden. De wetenschap dat meer mensen te kampen hebben met deze belemmering in hun levenspatroon is mij tot weinig steun. Men zal zijn leven ernaar moeten inrichten. 

Toen ik het station te Hannover uit kwam werd ik weer eens overvallen door de gedachte die me bij het voortschrijden der jaren steeds vaker bespringt als onbekende steden en landstreken betreden worden: wat doe ik hier eigenlijk ? Niet dat deze gedachte me verontrust; ze gaat snel weer weg, terwijl de vraag zelf als retorisch beschouwd kan worden. In ieder geval weerhoudt ze me niet van reizen, voornamelijk omdat de vraag het vaakst bij me opkomt als ik in mijn woonplaats ben. In het hotel grijpt een al oudere man, die daartoe is aangesteld, mijn reistas om mij naar mijn kamer te brengen. 

Hij gaat me voor naar de lift die hij uitnodigend openschuift, mij aldus uitzicht biedend op het soort liftkooi dat een treffende gelijkenis vertoont met een iets te ruim uitgevallen doodskist. Ik glimlach vriendelijk en zeg dat ik liever de trap neem en doe alvast een stap in die richting. Mijn ervaring is dat men na deze mededeling weliswaar even vreemd opkijkt of zich in extreme gevallen een licht schouderophalen permitteert, maar mij vervolgens rustig de trappen laat oplopen en zelf met de lift gaat. Sommigen zijn zelfs zo meelevend dat ze zelf ook maar de trap nemen. 

Maar deze man is uit ander hout gesneden; hij schijnt te denken dat ik de constructie van de lift wantrouw en vat dit op als een persoonlijke belediging. Hij argumenteert dat deze lift één van de meest solide liften is die ooit werden vervaardigd en geeft met de vlakke hand een klap tegen de wand (alsof het feit dat de kooi na deze aanraking niet onmiddelijk tot stof verkruimelt een bewijs zou zijn van de soliditeit ervan), garandeert mij uitvoerig dat de lift niet zal neerstorten noch zal blijven steken, en grijpt mij, als ik beleefd blijf weigeren, ten slotte bij de arm. Niet hardhandig of zo, dat moet vermeld worden, en als ik laat merken het niet op prijs te stellen laat hij onmiddelijk los, maar toch mag dit gebaar gezien worden als een teken van zijn verlangen mij de lift in te sleuren. 

Ik loop nu zonder naar hem te luisteren de trap op. Bij mijn kamer op de derde verdieping staat hij me al op te wachten met een verplegersblik in de ogen; in hem moet de overtuiging zijn gegroeid dat ik aardig krankzinnig ben. Na dit incident ben op het idee gekomen in soortgelijke gevallen te verkondigen dat ik op doktersvoorschrift me niet met liften mag laten vervoeren en deze verontschuldiging uitgesproken met de beheerste uitdrukking van iemand die het erg moeilijk heeft maar dit onder geen beding wil laten merken, heeft een verrassende uitwerking: ineens word je met grote voorkomendheid behandeld; mannen geven je een bemoedigende schouderklop, vrouwen krijgen iets moederlijks. 

@@

Een volgende fase in de ontwikkeling van de fietstocht is het fietsen in gezinsverband. Het leek de ouders een goed idee met de kinderen op zondagen of in de vakanties het maken van fietstochtjes te hervatten. Tegenover dergelijke tochtjes sta ik zeer kritisch. Onderweg komt er altijd wel ergens ruzie, de kinderen worden moe of dreinerig en rijden uit verveling een sloot in, moeder rijdt altijd weer over een plankje met spijkers erin, of, nog erger, botst tegen een kilometerpaaltje of een passerende landbouwer en maakt een lelijke val. De tocht, 's ochtends vroeg zo vrolijk begonnen, eindigt bijna altijd in een landerige ruzie. 

Wil men het huwelijk leuk houden en de liefde der kinderen niet voortijdig verspelen, dan is het verstandig de organisatie van zulke tochten zonder verwijl stop te zetten. Wel moet ik erbij zeggen dat er vreemd genoeg huisgezinnen zijn die van zo'n tochtje iets aardigs weten te maken en er een groot genoegen in scheppen. Natuurlijk hoeven zij zich van mijn advies niets aan te trekken, hoewel ik ze toch liever van de wegen zou zien verdwijnen. Het passeren van een spelefietsend huisgezin op een smal fietspad is geen eenvoudige opgave. Hoe snel is een kind dat pas fietsen heeft geleerd niet omver gereden, en zie je daar maar eens uit te praten. Iedereen heeft zo zijn eigen kijk op dingen en vaak ook zien mensen alleen wat ze willen zien. 

@@@@

In zijn commandopost ontving kolonel Hadow (Engelse commandant van het bataljon van 752 man) telefonisch orders van de generaal. Ze moesten 1 juli 1916 in de slag aan de Somme naar de eerste Duitse linie optrekken. 600 meter niemandsland oversteken van een Engelse loopgraaf naar een Duitse loopgraaf. Zodra ze opdoken kwamen ze in zicht van Duitse machine geweren, die het vuur openden. Slechts een handvol bereikte het Duitse prikkeldraad. Daar vonden ze de dood. De aanval had 40 minuten geduurd. Van de 752 man waren er 68 gewonden overlevenden. De generaals, in luxe chateaux verblijvend, bezochten de loopgraven nooit en wisten eigenlijk niet waar ze mee bezig waren, ze deden maar wat, a game of war. 

"De generaals wisten niets van wat zich hier afspeelde," was de mening van de vloekende soldaat in zijn trechter. Het waren geen grote lichten, de Engelse bevelhebbers, in vele gevallen telgen uit adellijke geslachten die vanwege geringe intellectuele prestaties op hun public schools in de ook hogelijk gewaardeerde officiersopleiding waren terecht gekomen en vervolgens door goede relaties en geweldige overwinningen op met speren gewapende negerstammen omhoog waren gevallen. Dit wil niet zeggen dat generaals uit andere sociale klassen het beter deden. De Franse maarschalk Joffre, van zeer eenvoudige afkomst, bracht er evenmin iets van terecht. Hij stond erom bekend dat hij onder de meest barre omstandigheden een ijzige kalmte bewaarde, maar dat zal eerder het gevolg zijn geweest van een gebrek aan voorstellingsvermogen. De meeste generaals en opperbevelhebbers kwamen niet binnen vijf kilometer van een loopgraaf. 



Bij Adolf Hitler was een bal, een teelbal afgeschoten in de eerste Wereldoorlog en hij was in zijn onderbuik geraakt in 2016, zwaargewond lag hij te schreeuwen en te kermen in het hospitaal dat hij geen kinderen meer kon krijgen, volgens geïritteerde mede gewonde soldaten. Ergernis over het gekerm en geschreeuw in het hospitaal (ziekenhuis).